Schatgraven in archieven

Soms is het heerlijk om een nieuwe weg in te slaan. Of een oude liefde (geschiedenis!) weer op te pakken. Of beide. Puur voor het plezier volgde ik dit jaar de schrijfcursus Inspiratie uit het archief in Den Bosch, en dat was een grote bron van inspiratie. 

Ik had een beetje last van archiefangst. Of ik verdwaal er compleet, of ik raak gefrustreerd omdat ik een oud handschrift onmogelijk kan lezen. Vraag je hulp, dan moet je ook maar net een aardig persoon treffen die even de tijd voor je neemt. Zo makkelijk als in het tv-programma ‘Verborgen verleden’ is het in ieder geval niet. Ik heb bijvoorbeeld geprobeerd om bij de geschiedenis van mijn oma te komen, die ik helaas nooit heb gekend. BAF, tegen een muur: privacywetgeving. En dan druip je toch vaak af, wat jammer is. Toch weet ik dat archieven natuurlijk barsten van de verhalen, vandaar de stap om de cursus te volgen. En dat was een feestje!

Oude.boeken
True crime
De cursus werd gegeven door schrijfster Steffie van den Oord, bekend van onder meer De vrouwen van Hendrik de Jong. Ze had van tevoren een selectie gemaakt van zaken waar we uit konden kiezen (dat scheelt!). De bijbehorende dozen met papieren stonden al klaar. En als je dan de juiste pakt, die openmaakt en de mapjes met rechtbankverslagen treft, sierlijk bij elkaar gebonden door een lintje, dan is dat net een zeldzaam cadeau. Ja, er zit zeker een spannend verhaal in! Maar het is ook heftig.

Het is worstelen om het handschrift te lezen, maar ik krijg de kern te pakken. Thuis doe ik verder onderzoek, met behulp van Delpher.nl en Wiewaswie.nl. Er blijkt in de kranten destijds best veel geschreven te zijn over de ‘Tilburgse Broedermoord’ in 1901. Ik vraag me af wat de dader moet hebben bezield om te doen wat ze deed, en wat de impact was op de familie. De opdracht is om er binnen een week een kort verhaal van te maken, van maximaal 700 woorden. Fictie toevoegen mag. En dit verhaal kwam eruit.

Moord in een wasteil 

“Ik was altijd bang voor Marie. Het leek wel of ze twee kanten had. Enerzijds was ze charmant, anderzijds zo zwart als een rampnacht. In een opwelling kon ze je zomaar een mep geven. Daarvoor hoefde je niet veel fout te doen. Eigenlijk helemaal niets, nu ik er zo over nadenk.” Janny keek haar vriendin Els mismoedig aan, alsof ze het allemaal niet wilde vertellen, maar niet anders kon. Ze had te lang gezwegen, de etter moest eruit.

“Je vroeg wat er vroeger in ons gezin is gebeurd. Eigenlijk weet ik dat niet precies, want ik was er zelf niet bij. Maar ik weet wel dat die 31e juli in 1901 de dag was waarop alles veranderde. Ik was veertien jaar en met vriendinnen op pad geweest. Ik ontvluchtte het huis meestal, omdat het een komen en gaan van gespuis was. Slecht gewassen, riekende klaplopers die van alles wilden en van alles vastgrepen: die ontliep ik maar wat graag. Toen ik ’s avonds laat thuiskwam, zat iedereen verslagen om de keukentafel. Ik durfde niets te vragen, maar mijn broer Loe verbrak de stilte. Marie was opgepakt. Ze zou mijn broertje Jan, die nog geen vier jaar oud was, verdronken hebben in de wasteil. Ik geloofde het eerst niet. Hoe kon je iemand verzuipen in een tobbe? Een jongetje dat nog geen vijf seconden stil kon zitten, het liefst de hele dag met zijn armen zwaaide als een op hol geslagen molen. Maar het bleek toch echt waar te zijn.”
De blik in Els’ ogen werd donker.
Janny zuchtte diep.
“Was Marie de oudste?”, vroeg Els voorzichtig.
“Ja, ze was vier jaar ouder. Die macht wist ze tot in de puntjes uit te buiten. Omdat ze jonger en mooier was dan moeder, kon ze haar daarmee de ogen uitsteken. Die twee hadden altijd mot. Ze streden om wie de meeste mannen het bed in kon krijgen, en moeder legde het steeds vaker af. Met allerlei streken overtroefden ze elkaar.”
“En je vader?”
 “Die vond het prima. Alles wat geld in het laatje bracht, was welkom.”
Els moest de informatie even verwerken.
“Dat moet zwaar zijn geweest”, zei ze tenslotte.
“Dat was het zeker, maar als kind weet je niet beter. Ik kwam er pas achter hoe pervers ons gezin was, toen ik al jaren het huis uit was. Dan zie je het ineens kraakhelder, alsof alles ineens in het volle licht komt te staan.”
“Hoe heb jij je staande gehouden?”
Janny voelde een glimlach in haar opkomen. 
“Ik had een lieve oma, die erg katholiek was en me moed inpraatte. Dat was ook wel nodig, zeker na die afschuwelijke gebeurtenis. Marie bekende de daad. Ze zou wraak hebben willen nemen op moeder, omdat zij haar kleren had verstopt. Bovendien had ze Jantje gehaat. Toen duidelijk werd dat ze twaalf jaar de bak in moest, kwam ze daarop terug. “Ik hield van mijn broertje”, was toen ineens haar relaas. Dat heeft nut gehad, want haar straf werd in hoger beroep verlaagd naar zes jaar cel. Ik geloofde er geen bal van.”

“Hoe is het met haar afgelopen?”
“Ze heeft haar straf uitgezeten. Daarna is ze aan lager wal geraakt. Wij zagen haar nooit meer, maar hoorden verhalen. Toen ze 29 was, kreeg ze tyfus en overleed. Haar verdiende loon.”
“Je vraagt je toch af hoe iemand tot zoiets komt”, merkte Els op.
“Ik snap wat je bedoelt, maar net zoals er rotte appels zijn, zijn er rotte mensen. Ik geloof helemaal niet dat in iedereen wel iets goeds zit. Sommigen hebben duivels bloed in hun aderen. Dat zal nooit veranderen. Bij Marie kon je erop wachten tot het fout zou gaan, al was deze daad niet te verzinnen, en van een tegennatuurlijke wreedheid. De kranten stonden er vol van. Ik was er vol van. Ik ben het ouderlijk huis sneller ontvlucht dan ik gepland had. En dat was zwaar, om het in mijn eentje te redden. Maar ik heb het gered, al overleed mijn eerste echtgenoot al binnen een half jaar na onze trouwdag, en mijn enige kindje enkele dagen later. Al is mijn tweede man een uilskuiken. En al voel ik Jantje nog steeds tegen me aankruipen, en hoor ik hem brabbelen, als ik er even niet meer tegen kan.”

—–

schatgraven

Marianne van de Polder

Marianne is journalist en tekstschrijver. Het liefst maakt ze menselijke verhalen met een kloppend hart.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *